Sommige mensen lijken geboren voor het vak. Zo ook Dyonne. Altijd al wilde ze de zorg in, iets voor mensen betekenen, en ze kan zich niet voorstellen dat ze ooit iets anders zou gaan doen. ‘Verpleegkundige word je niet, dat moet je zíjn’, zegt ze. ‘Ik ben een zorgtype, rustig, collegiaal en hulpbereid. Ik wil voor mensen klaarstaan en hen helpen. Dat past bij mij.’
Binnen de zorg is ze wel een andere richting opgegaan dan ze tevoren had verwacht: ‘De laatste stage van de opleiding tot Verzorgende IG liep ik in de kraamzorg. Want dat leek mij geweldig. Maar al snel kwam ik erachter dat de kraamzorg toch niet zo goed bij mij paste. Ik miste een team en ik deed weinig handelingen. Tijdens de mbo-v-opleiding die ik daarna deed, kwam ik terecht op afdeling B7 (Geriatrie en Interne Geneeskunde). Daar werk ik nu. In een fijn, warm team. En hoewel ik eerst dus had gedacht dat ik met baby’s en kraamvrouwen wilde werken, blijk ik het specialisme geriatrie heel boeiend te vinden. Ik wil daarin verder, de geriatrieopleiding doen. Niet alleen omdat ik hier veel verpleegtechnische handelingen mag doen, maar vooral ook vanwege de patiënten. Vaak zijn dat mensen met complexe problemen. We werken veel samen met patiënt en familie, om duidelijk te krijgen wat er nodig is. Je krijgt veel van patiënten terug en bouwt met sommigen echt een band op, dat vind ik bijzonder. Toen een patiënt laatst werd overgeplaatst naar de revalidatieafdeling, zei ze: “Jammer dat ik jou dan niet meer zie, Dyonne.” Ze kende me bij naam. “Ik zou zo graag willen dat je nog even langskomt.” Mooi hè?’
‘Een oudere mevrouw op de afdeling hield van kletsen en had behoefte aan een luisterend oor. Maar ze praatte niet alleen over zichzelf, ze vroeg ook naar mij. Het was vlak voor vijf december. Toen ik haar na het weekend weer zag, vroeg ze: “En, ben je nog lief geweest?” Ze bedoelde of ik sinterklaascadeaus had gekregen. We raakten in gesprek. Ze huilde, omdat ze blij was dat ze hier zo goed werd verzorgd. Thuis ging het al een tijd niet meer, maar dat durfde ze niet te zeggen. Nu vertelde ze het wél, omdat ze vertrouwen in ons had gekregen.
Het doel van de opname is vaak om iemand zo snel mogelijk weer naar huis te laten gaan. Maar dat is niet altijd haalbaar. Soms wordt pas door de ziekenhuisopname duidelijk dat het niet meer gaat. Mensen worden steeds ouder en blijven langer thuis wonen. Ze gaan pas naar een dokter als het echt niet meer anders kan. Er zijn dan inmiddels zoveel problemen ontstaan, dat het meer tijd kost om te herstellen. Na de opname wacht voor sommigen thuis de eenzaamheid weer. De meeste patiënten verblijven een of twee weken op de afdeling. Maar als ze wachten op een verpleeghuisplek, liggen ze hier vaak langer. Af en toe zitten daar mensen tussen die heel weinig bezoek krijgen. Dan duren de dagen lang, hoor!
"Blijf met de patiënt in contact, stel vragen, probeer niet voor hem of haar te denken."
Ik gun mensen een veilig thuis, een eigen plek. Maar dan moet er wel genoeg zorg zijn. Als hun eigen huis die fijne plek niet meer kan zijn, gun ik hen een plek waar lichte zorg kan worden geboden, zoals in een verzorgingshuis. Of een verpleeghuis voor wie meer zorg nodig heeft. Dat zijn dingen die me best bezighouden.’
“Vaak voel ik wel aan wat iemand prettig vindt. Maar het beste is: met de patiënt in contact blijven, vragen stellen, niet voor hem of haar gaan denken.”
‘Op oudejaarsavond, mijn dienst zat er bijna op, vroeg een collega of ik haar nog even wilde helpen met een terminale patiënt. Natuurlijk wilde ik dat wel. Om tien uur overleed de patiënt. Twee uur later werd het nieuwe jaar feestelijk ingeluid. Dat was heel raar en confronterend.
Natuurlijk zouden we het liefst iedereen beter willen maken. Maar dat kan natuurlijk niet. Toch: ook als herstel niet lukt, kun je als verpleegkundige van betekenis zijn. Want het gaat niet alleen om die verpleegtechnische kant, het gaat ook om die arm om iemand heen, aandacht, liefde, iemand zijn verhaal laten doen. We zorgen voor een mens. Ik probeer patiënten daarom te behandelen zoals ik zelf ook behandeld zou willen worden. Laatst wilde een meneer niet gewassen worden. Ik vroeg waarom niet. Hij zei: “Vroeger thuis ging ik ook niet elke dag onder de douche, waarom zou ik dat dan nu wel moeten?”
Vaak voel ik wel aan wat iemand prettig vindt. Maar het beste is: met de patiënt in contact blijven, vragen stellen, niet voor hem of haar gaan denken. Het gaat immers niet om wat wij willen, maar om wat de patiënt en zijn partner of familie willen. Zolang iemand zelf beslissingen kan nemen, moet hij dat ook doen. Onze taak is dan vooral goede informatie geven waar iemand zijn keuzes op kan baseren. Als verpleegkundigen geven we ieder mens de zorg die hij nodig heeft. Ook mensen met dementie, hoeveel geduld dat soms ook vereist. Daar ben ik trots op. We laten mensen in hun waarde.’
De kracht van samen
Volg ons