'Geef de patiënt wat hij écht nodig heeft' - Marjan, Zorgcoördinator en Voorzitter Verpleegkundige Advies Raad (VAR)

Als we aan het interview beginnen, veegt Marjan snel de boeken en papieren aan de kant die ze voor haar opleiding Management in Zorg en Dienstverlening aan het doornemen is. Hoe ze het voor elkaar krijgt om naast haar werk op A6, het voorzitterschap van de Verpleegkundige Advies Raad (VAR) en een gezin ook nog een opleiding te doen, vraag ik. ‘Ik verveel me nooit’, lacht Marjan. 

Ze krijgt veel energie van haar werk. Vooral van mensen die nieuwsgierig zijn, nieuwe dingen proberen, initiatieven nemen. En van samen zoeken naar de zorg die voor deze ene patiënt op dit moment het beste is.

‘Een voorbeeld. Een aantal jaren geleden werkten we vanwege een verbouwing in een noodgebouw. Er was een patiënt opgenomen met een heupfractuur. Vanwege zijn algehele kwetsbaarheid en complicaties na de operatie zou hij het niet redden. We wisten: hij komt bij ons in het ziekenhuis te overlijden. Samen met een collega - we waren met z’n tweeën, in het noodgebouw hadden we niet de volle bezetting – had ik late dienst. In het dossier had ik gelezen dat deze patiënt geen echtgenote meer had en geen kinderen. Er was niemand om hem heen. Hij lag alleen op de kamer in bed dood te gaan. Dat vond ik zo eenzaam en naar. Ik heb met mijn collega’s gekeken wat we konden regelen, zodat ik in mijn dienst de gelegenheid had om bij deze patiënt te kunnen zijn. Op een kruk  naast hem kon zitten en zijn hand kon vasthouden. Ik  heb hem gesust en heb zijn lippen natgemaakt. Want ik wilde hem als verpleegkundige het gevoel geven dat er iemand voor hem was. Mooi dat we dat toen met elkaar mogelijk hebben gemaakt. Ik was er niet alleen als verpleegkundige, maar gaf veel meer. Bij iemand gaan zitten, de tijd nemen, de deur dicht en de rust en aandacht hebben voor deze patiënt. Het ontroert mij als wij dit als collega’s met elkaar bieden.’

De menselijke maat in de zorg bewaken. Dat is voor Marjan een essentiële taak van verpleegkundigen.

‘Richtlijnen zijn goed en belangrijk. Doen we het goede en doen we het op de goede manier? Maar we moeten er in de zorg voor waken dat we hierin niet doorslaan. Doen we dingen omdat het zo is voorgeschreven, om onszelf in te dekken? Of omdat het beter is voor de patiënt? Is de zorg die we leveren zinnige zorg of niet? Het gaat uiteindelijk om de mens en niet om de regels. Verpleegkundigen zijn bij uitstek in de positie om dat in de gaten te houden.

Wij staan van alle zorgverleners in het ziekenhuis meestal het dichtst bij de patiënten. We zijn hun aanspreekpunt, het gezicht van Gelre. Patiënten leggen zich soms letterlijk en figuurlijk bloot. Dat vraagt om vertrouwen. Om zorg van mens tot mens. Vóór de medicijnen- en controlerondes vraag ik mijn patiënten: “Hoe gaat het? Welke vragen heeft u?” Bij een artsenvisite ga ik letterlijk en figuurlijk naast de patiënt staan, help zo nodig vragen te stellen, geef extra uitleg. In het wekelijks overleg staan we als team altijd stil bij de vraag: welke zorg heeft de patiënt op dit moment (nog) nodig? Het is nodig dat we in het team van elkaar weten wat we doen en waarom we het doen. Daar zijn we als verpleegkundigen alert op.’

Denken, durven, doen

‘Mijn kracht is vooral dat ik goed ben in netwerken - dat is waardevol in de VAR, maar ook bij de opleiding die ik volg - en dat ik het overzicht kan bewaren. Bij patiëntbesprekingen en andere overleggen ben ik vaak degene die even teruggaat naar de vraag of het probleem waar het allemaal om begon. Vroeger was dat anders, hoor. Zeker als beginnend beroepsbeoefenaar stond ik sneller met mijn mening klaar. Soms uit onzekerheid, soms ook vanuit de ‘niet lullen maar poetsen’-mentaliteit waarmee ik ben opgegroeid. De meeste verpleegkundigen zijn trouwens doeners, die snel naar een oplossing willen. Maar door gesprekken en ontmoetingen in de loop van de jaren heb ik geleerd dat het beter werkt om eerst goed na te denken over de vraag die de aanleiding was voor het overleg. Hebben we die vraag goed geformuleerd? Wat is de kern? Pas als dat helder is, kun je over oplossingen gaan nadenken. Mijn man kan goed relativeren en is er goed in om ook andere kanten van de zaak te belichten. Dat neem ik mee in mijn werk.’

‘Ik zou willen dat iedere medewerker in Gelre datgene doet waar hij goed in is en er energie van krijgt. En dat iedereen met een goed idee voor verbetering van de zorg en verlaging van de zorgkosten ervoor zorgt, dat dit idee niet op de werkvloer blijft hangen maar de Raad van Bestuur bereikt. Zo kunnen we samen zorgen voor de  best mogelijke zorg. En daarmee bedoel ik niet alleen de kwaliteit van zorg. Het gaat ook om nadenken wat we ermee bereiken. Ik word geïnspireerd door mensen die daarbij stilstaan. Verpleegkundigen die niet klakkeloos aannemen dat wat het protocol of de arts voorschrijft wel goed zal zijn.’

“Als je me nu vraagt wat ik zou doen als ik geen verpleegkundige meer ben, zou ik het niet weten.”

‘Zélf nadenken. Dat doen we als verpleegkundigen  steeds beter. Toen ik zestien jaar geleden bij Gelre kwam werken, was er nog meer hiërarchie; de laatste jaren komt beleid steeds meer tot stand vanuit samenwerking, en in samenspraak met de patiënt. De ‘truc’ is vooral: met elkaar het gesprek aangaan. We hadden eens een patiënt die palliatief was en toch antibiotica voorgeschreven kreeg. Je kunt dan als verpleegkundige weerstand voelen en gaan mopperen. Maar wij kozen ervoor om de arts gewoon te vragen waarom. Hij bleek voor antibiotica te hebben gekozen om de patiënt meer comfort te kunnen bieden. Zodra we wisten wat de afweging van de arts was geweest, was de weerstand tegen het geven van antibiotica verdwenen.’

‘Nog een voorbeeld: een psychiatrisch patiënte kwam herhaaldelijk zwaar ondervoed bij ons op de maag-, darm- en leverafdeling. Ze was niet meer wilsbekwaam en daardoor was het moeilijk om de juiste plek voor haar te bepalen: thuis, met de juiste zorg, of naar een instelling. De artsen kozen ervoor om het behandeltraject weer te starten, de patiënte goede voeding te geven en aangesterkt naar huis te sturen. Als verpleegkundigen hadden wij daar vraagtekens bij. De kans was immers groot dat het thuis weer slecht zou gaan en dat ze over twee maanden weer opgenomen zou worden. Moet je haar deze opnames blijven aanbieden of is deze patiënte meer gebaat bij een instelling voor langdurige zorg?

Kies je voor doen of voor laten? Het is goed om dit soort dilemma’s met elkaar te bespreken. In dit geval hebben we uiteindelijk gezegd: op medische gronden behandelen we deze mevrouw hier niet meer. Het stellen van die kritische vragen is een waardevol onderdeel van ons vak. De consequentie is dat je soms je mening moet bijstellen.

Dat geldt natuurlijk ook voor mij. Ik merk wel dat ik daar in de loop van de jaren volwassener in ben geworden. Ik zie in dat je als team steeds verder groeit en ontwikkelt, als je elkaar bevraagt op je beweegredenen en als je opheldering vraagt over onduidelijkheden.’

Uit de comfortzone

Waar komt Marjans bevlogenheid voor de zorg vandaan? ‘Dat ik in de zorg terechtkwam, was vooral doordat mijn ouders dat wel bij mij vonden passen. Zelf wist ik als tiener nog niet wat ik wilde. Maar ik ontdekte al snel dat ze gelijk hadden. Toen ik, een jaar of achttien oud, eenmaal verzorgende IG was, keek ik op tegen de verpleegkundigen die in ziekenhuizen werkten. Alleen al dat uniform … (lacht). Als je me nu vraagt wat ik zou doen als ik geen verpleegkundige meer zijn, zou ik het niet weten. Ik ben zorgzaam, nieuwsgierig en houd van uitdaging. Dit ís het gewoon voor mij, de zorg past bij mij.’

“Wij zijn het gezicht van Gelre.”

‘Naast mijn verpleegkundige functie ben ik lid van de Verpleegkundige Advies Raad (VAR) geworden omdat ik me betrokken voel bij de organisatie. Ik wil van betekenis zijn voor Gelre en voor de verpleegkundige beroepsgroep. Juist nu. De zorg wordt niet beter van klagen en afwachten, maar van meepraten en meedenken. Verpleegkundigen hebben een belangrijke rol in de totstandbrenging van veranderingen in de zorg. Wij zijn inhoudelijk deskundig en staan met beide benen in de zorgpraktijk. Zonder ons is er onvoldoende draagkracht voor veranderingen. Dat leidt tot verlies van tijd en geld. Lange tijd hebben verpleegkundigen zichzelf onvoldoende serieus genomen. Nu zijn wij aan zet. Er is een verschuiving gaande en ik hoop op een olievlek-effect. Deze kanteling in het zorglandschap wordt steeds duidelijker zichtbaar, en verplaatst zich straks hopelijk ook naar de verpleeghuis- en thuiszorg. Daar wil ik actief aan bijdragen. Door als ketenorganisaties de handen ineen te slaan kunnen we samen de zorg beter voor elkaar krijgen.’

‘Een lastige factor in onze inspanningen om de zorg te verbeteren is het huidige zorgsysteem. Dat draagt niet altijd bij aan goede patiëntenzorg. Denk maar aan de mensen die zorg mijden vanwege een hoge eigen bijdrage, aan de bezettingsproblematiek in verpleeghuizen of aan het gebrek aan opvang voor patiënten met multiproblematiek. Het zijn problemen die misschien alleen op politiek niveau kunnen worden opgelost. Toch denk ik dat er best veel mogelijk is. Als je het gesprek durft aan te gaan en bereid bent om voorbij organisatiebelangen samen te werken om patiënten de beste zorg te bieden.’

Vragen?

Stel ze aan onze recruiters Fiona en Marée.

 

Vragen?

Stel ze aan onze recruiters Fiona en Marée.

 

 

De kracht van samen

HOME                             PRIVACY
DISCLAIMER                  COOKIES                  CONTACT

Volg ons