‘Op de afdeling werd een man van begin vijftig opgenomen. Hij was getroffen door een hersenbloeding en ging het niet redden. Hij kwam bij ons om te sterven. De man had een groot sociaal netwerk; de gang stond vol met mensen die afscheid van hem kwamen nemen. Hij had nog jonge kinderen. Het was heel heftig. De zorg rondom overlijden vind ik de mooiste zorg. Die kan je niet overdoen. De dag waarop mensen afscheid moeten nemen van een dierbare zal alles voor hen veranderen. Onze bijdrage daaraan is comfort bieden, zorgen dat iemand zo min mogelijk lijdt.’
Aan het woord is Esther. Voor haar is het ziekenhuis dé plek waar zij wil werken. ‘Hier komen veel voorbehouden handelingen voor. En het chirurgische gedeelte vind ik heel leuk. De technische aspecten van het vak dus. Daarnaast hou ik van de afwisseling hier. Het verveelt nooit. Door organisatorische veranderingen op afdelingsniveau heb ik in de loop van de jaren bijna alle specialismen al gezien. Dat ik naast mijn werk op de verpleegafdeling B6 ook wondverpleegkundige ben en zelfstandig spreekuren draai op de poli Chirurgie, maakt het nog afwisselender.’
Een ander ziekenhuis heeft ze weleens overwogen. ‘Maar elders spelen dezelfde issues als hier, zoals veel achter de computer moeten zitten en screeningslijstjes moeten invullen terwijl je liever bij je patiënten zou zijn.’
‘In de opleiding tot verpleegkundige gaat veel aandacht uit naar de technische kant van het werk. Maar ons beroep is zoveel meer dan dat. Je hebt er niet alleen veel kennis en vaardigheden voor nodig, maar vooral ook een groot sociaal vermogen. Ik krijg er veel energie van als een patiënt en de familie tevreden zijn over de geleverde zorg; als zij het gevoel hebben bij ons team in goede handen te zijn. Om mensen dat gevoel te geven is het belangrijk dat we goed luisteren naar de patiënt en wat hem of haar bezighoudt. Dat we iemand even afleiden tijdens een onplezierige handeling. En dat we onze communicatie afstemmen op de manier waarop iemand bejegend wil worden. Dat we meedenken met een patiënt, bijvoorbeeld als iemand is opgenomen die mantelzorg verleent en zich zorgen maakt over hoe het nu verder moet. Maar ook dat we vooruitdenken. Al bij de opname moet je anticiperen op het ontslag. Wat is er nodig? Moeten we alvast iets regelen?
"Als verpleegkundige ben je de stem van de patiënt."
Daarnaast ben je als verpleegkundige vaak de stem van de patiënt. Het gebeurt regelmatig dat een patiënt zich voor de arts groothoudt, terwijl ik van hem weet dat hij veel pijn heeft. Dat is logisch, wij staan dichter bij de patiënt, een arts ziet hem minder vaak en komt minder makkelijk in iemands persoonlijke gebied. Als een patiënt iets niet zelf kan of durft te zeggen, ondersteun ik hem of haar in het contact met de arts.’
Twee jonge kinderen hebben én werken als verpleegkundige. Zaken, zoals bijblijven in het vak terwijl er zoveel ontwikkelingen zijn en opvang regelen voor je kinderen, kunnen dan een hele uitdaging zijn. Daar weet Esther alles van; zo moet ze na het interview nog langs de afdeling om te schuiven met haar diensten, omdat haar privésituatie dat vereist. Maar dat tempert haar enthousiasme voor haar vak geenszins: ‘Ik heb er nog geen seconde spijt van gehad dat ik voor verpleegkunde heb gekozen. Ik vind bijna alles aan dit vak leuk!
"Ik ben er trots op dat ik verpleegkundige ben. De samenleving kan niet zonder ons."
Ik ben er trots op dat ik verpleegkundige ben. Het is een supermooi, breed en divers beroep. De samenleving kan niet zonder ons. En ik ben trots op ons team. We durven elkaar op dingen aan te spreken. Feedback leren geven en ontvangen is belangrijk. In de loop van de jaren oefen je jezelf daarin. Nieuwe collega’s moeten vaak eerst wel wennen aan die aanspreekcultuur. Maar door elkaar op dingen aan te spreken, houd je elkaar scherp. En dat is goed, want als team hebben we samen hetzelfde doel: onze patiënten goed begeleiden en indien mogelijk beter maken. Daar gaan we voor.’
De kracht van samen
Volg ons